De Westlander en zijn moNUment: De Zeven Gaten in de Lier

Nieuws
"De boerderij Zwethburch werd in 1831 gebouwd en doet thans dienst als feestlocatie." (Foto: "Ambivent")

In de rubriek ‘De Westlander en zijn moNUment’ staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar ‘moNUment’. Van Midden Delfland naar Westland, maar nog geen moNUment! Een verkorte versie van dit artikel stond in Het Hele Westland van 3 oktober 2018.

door Piet van der Valk

Tijdens de laatste Open Monumentendag van 8 september maakte een aantal belangstellenden, onder leiding van Jeannette van Zeijl en Margreet Hogeweg, een vaart met een voormalige tuindersschuit. Het werd een bijzondere kennismaking met de geschiedenis van de Zeven Gaten en omgeving in De Lier. De toer ging van het pompgemaal aan de Zweth te Kwintsheul naar de Zeven Gaten in de Lier. Het verhaal van Jeannette en Margreet kwam naar aanleiding van hun natuurstudie, aangevuld met hetgeen Jacques Moerman al eerder over dit onderwerp had gepubliceerd. Het was verrassend, de Zeven Gaten werden door mensenhanden gegraven, als natuurlandschap. De grond die uit de Zeven Gaten kwam, werd waarschijnlijk gebruikt om het terrein op te hogen en/of de bedijking te versterken. Aanvankelijk dacht met dat hier veen voor de turfproductie gewonnen was, maar dat klopt niet; de bodem bestaat voornamelijk uit afgezette klei. De bewoners hebben het water van De Zeven Gaten slechts gebruikt voor spelenvaren en visvangst. In 2014 werd naast de Zeven Gaten, een achtste gat gegraven, een vispaaiplaats voor snoeken, door het Hoogheemraadschap van Delfland aangelegd. Het grondgebied behoorde voor de eenwording van de gemeente Westland toe aan de gemeente Schipluiden. De keuze van de nieuwe gemeente Midden Delfland, ‘gras voor glas’, had hier mogelijk voor gezorgd dat deze overgang werd beklonken. En zo heeft de Lier, naast de drie Rijksmonumentale boerderijen, er nog een prachtig gebied met historische boerderij bij. Het gebied rond de Zeven Gaten is weliswaar beschermd doordat het in bezit is van het Zuid-Hollands Landschap. Maar doen we als Westlanders wel voldoende om de bescherming van dit Historisch Erfgoed, dus van de gebouwen te kunnen waarborgen?

Het ontstaan

In de tweede helft van de twaalfde eeuw werd hier ter bescherming van de Groeneveldse polder en ‘t Woudt tegen het zeewater, de Noordlierdijk aangelegd. Hierdoor kon de polder ontgonnen worden en werd het veiliger en beter bewoonbaar. Voor een goede afwatering werd toen het rechte stuk van de Zweth gegraven. Dat is het stuk van de Zeven Gaten naar Sion. Het afzetten van nieuw slib was daardoor niet meer mogelijk en het gebied is om die reden moerassig gebleven. In 1561 was het St. Agathaklooster uit Delft eigenaar van een groot deel van dit buitenland. In die tijd lagen er al vier van de zeven vrij brede sloten. Gegraven en uit een koopacte van 1565 blijkt dat het gebied in die tijd was begroeid met rijshout. Claes Elyaszoon bewoonde de boerderij, de locatie van het latere Hofzicht. Deze naam gaf aan dat men zicht had op het huis van Frederik Hendrik te Honsholredijk. Een zeer uitgebreid stuk over Hofzicht werd opgenomen in het jaarboek 2010 van het Genootschap Oud-Westland. Het stuk werd geschreven door de bekende historicus, tevens voorzitter van de Historische Vereniging Oud-Schipluiden en winnaar van de Oud-Westlandprijs 2015, Jacques Moerman. Daarin leest men hoe deze belangrijke locatie, van de eerder genoemde Claes Elyaszoon naar de familie van Overschie overging. Deze Belgische familie, die ook bierbrouwerijen in Delft bezat, bleef ruim 250 jaar in het gebied van de Groeneveldse polder aanwezig.

De Groeneveldse polder

De Groeneveldse polder kende meer bijzondere plekken en gebouwen. Een kort overzicht van deze gebouwen begint met de Groeneveldse molen en wie kent deze niet? Schaatsend over de Groeneveldsche of Monsterwatering naar de Zijdes en vervolgens richting Vlaardingen was traditie vanuit Westland. Nabij de molen lag altijd een zwakke plek en dat was oppassen. Veelal een groot wak dat ten gevolge van het toch nog weinige water dat in de winter uit de polder werd gemalen en bezet door de veel watervogels, voorzichtigheid eiste om erlangs te komen. Dan stond er iets ten westen van deze molen een voormalig kasteeltje en waarschijnlijk gebouwd op het oude fundament, stond daar de latere hofstede of boerderij Groenveld. Op 17 april 1979 brandde deze historische boerderij helaas af. Bij de sloop die daarop volgde, trof men in de fundering nog kloostermoppen uit de dertiende eeuw aan. In het Westlands Streekmuseum bevindt zich nog een kozijnkalf afkomstig uit de boerderij Groeneveld. In het verleden was deze hofstad of heerlijkheid Groeneveld ook in handen van Johan van Oldenbarneveld geweest. En daarna ook van zijn zoon Reinier, die noemde zich ‘heer van Groeneveld’ hij was o.a. hoogheemraad van Delfland. Maar door een plan, de dood van zijn vader Johan te wreken, smeedde hij een complot om Prins Maurits te vermoorden. Dit heeft hij toen, net als zijn vader, met een onthoofding voor de Ridderzaal in Den Haag in 1623 moeten bekopen. Tot slot ‘de Lage Woning’, dit was een boerderij langs de Zweth, deze was laag vanwege het windrecht van de Oude Broeks Molen. De woning werd in 1937 gesloopt en vervangen. Waarschijnlijk heeft de weduwe van Reinier van Oldenbarneveld, Anna Weytsen met de familie Van Overschie ervoor gezorgd dat er een schuilkerk in deze boerderij kon ontstaan. Deze plek lag daar in alle rust, ver van bestuurders als schout en schepenen, zodat men er de toen verboden godsdienst kon blijven uitoefenen. In de tweede helft van de zeventiende eeuw heeft pastoor Verburch, predikant van veel dorpen in het Westland er toen ook een groot aantal maal gepreekt. Hij voer er per schuit naar toe en maakte aantekeningen ‘op Swet’. Ook de meeste gelovigen kwamen per schuit naar de schuilkerk.

Hofzicht en Zwethburuch

Uit een kaartboek in het Nationaal Archief te Brussel blijkt de familie Overschie in 1593 eigenaar was van de woning en het land ten westen van Jan Arent Touwenzoon. Jan was bouman (boer) van beroep had een groot bedrijf ca 30 ha. En was getrouwd met dochter Neeltje van Willem Corszoon van Vliet 1505-1567. Hij was de man de Vlietwoning lang bewoonde, zijn zoon Jan had deze oude boerderij inmiddels overgenomen en zelf woonde Willem naast het latere Oude Raadhuis op de hoek van het Wilhelminaplein te Naaldwijk. Hij schonk als buurman de grond onder ‘gemeen raet- of dinghuys’ aan de Naaldwijkse burgers. Een belangrijke Naaldwijkse familie dus. Het is ook de tijd dat enkele Delftse bierbrouwersfamilies hun geld in onroerend goed in de polder omzette. De stad stonk in de zomer, in en uit de grachten werd niet alleen het wasgoed gedaan en gedronken, maar de gracht was ook gewoon het riool. De rijke mensen ontvluchtte in de zomer de stad om naar hun buiten te gaan. Het eigendom van de het gebied om de Zeven Gaten ging van de familie van Overschie vervolgens naar de familie Vlaerdingerwout en in 1748 trouwt Charlotte Alida Vlaerdingerwout met de Haagse luitenant-generaal Jakob van Kretschmar en komt het bezit in zijn handen. Het stel had een dochter Louise Adriana Geertruida die mr. Jan Slicher huwde. Maar enkele weken voor hun huwelijk werd Jan op weg naar zijn woonplaats Monster door twee onbekenden van zijn paard getrokken en mishandeld. De twee dreigden hem te zullen vermoorden wanneer hij niet van zijn huwelijk met Louise afzag. Op de site van de WOS is een uitgebreider verslag van deze aanranding sinds 2 mei 2017 te lezen. De namen Hofzigt en Zwethburch werden ten opzichte van de kaart van Kruikius uit 1712 later verwisseld. Waar het vroegere Zwethburch werd in 2013 een nieuwe woning gebouwd. Er werd een uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd dat de ouderdom van deze plek meer dan bevestigde. De huidige boerderij Zwethburch werd in 1831 gebouwd en staat op de locatie waar vroeger huize Hofzigt stond. Een mogelijke reden voor gemeente Westland het oude deel van dit pand alsnog met een gemeentelijk monumentale status te beschermen.

Bijlage:

Samenvatting van het archeologisch onderzoek dat werd verricht op de plaats waar Hofzicht in het verleden stond.

In juni en juli 2012 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd op het perceel Noordlierweg 69 in De Lier. In het plangebied wordt een nieuwe woning gebouwd op een historisch erf. Het erf staat geregistreerd als archeologisch monument. Op het perceel werden de resten verwacht van de 18e eeuwse buitenplaats Hofzicht en mogelijke middeleeuwse voorgangers. Het onderzoek heeft sporen en vondsten opgeleverd uit de periode van de 12e tot en met de 18e eeuw. Alle sporen zijn in verband te brengen met de geschiedenis van het boerderijcomplex. Op grond van de oudste gevonden aardewerkscherven moet de eerste boerderij op het erf rond het midden van de 12e eeuw zijn gebouwd. Uit deze periode zijn enkele kuilen gevonden. In de 13e en het begin van de 14e eeuw stond op het erf een houten noordwest-zuidoost georiënteerde boerderij binnen erfgreppels. Het gebouw had een breedte van maximaal 8 meter. In de loop van de 14e eeuw werd de houten de boerderij voorzien van een korte bakstenen muur. De functie van de muur is echter onduidelijk. In de 15e eeuw werd tegen deze muur, dwars op het gebouw, een 3 m lange brandmuur met schouwwangen gezet. De buitenzijde van de brandmuur werd vervolgens gebruikt voor de aanleg van een kelder. De kelder was 4,20 m breed en tenminste 4,70 m lang. De ingang bevond zich aan de zuidwestkant. Bij een eerste verbouwing van de kelder werd de ingang verplaats naar de zuidoostkant en door de oude brandmuur heen gebroken. Rond het midden van de 17e eeuw werd de boerderij omgebouwd tot buitenhuis. Het complex werd voorzien van een nieuw breed voorhuis en de noordoostelijke keldermuur werd vervangen. De kelder bleef, blijkens een muntvondst, in ieder geval tot 1794 in gebruik. In de 19e eeuw werd het buitenhuis in delen afgebroken om ruimte te maken voor een tuindersbedrijf rondom de huidige boerderij Hofzicht. Het archeologisch monument Hofzicht is op basis van de onderzoeksgegevens opnieuw beoordeeld. Op basis van de zichtbaarheid van het historische erf in het landschap, de gaafheid van de sporen en de bewoningscontinuïteit in de afgelopen 800 jaar wordt Hofzicht beoordeeld als een vindplaats van hoge archeologische waarde. De status op de Archeologische monumentenkaart (AMK) kan worden gehandhaafd.