De Westlander en zijn moNUment: De kerk van ‘s-Gravenzande

Nieuws
Op deze prent van Aert Schouman is te zien dat de kerk van 's-Gravenzande lange tijd de grootste en hoogste van Westland was.
Op deze prent van Aert Schouman is te zien dat de kerk van 's-Gravenzande lange tijd de grootste en hoogste van Westland was. (Foto: Historisch Archief Westland)

door Piet van der Valk

In de rubriek ‘De Westlander en zijn moNUment’ staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar ‘moNUment’. Deze keer de geschiedenis van de kerk van ‘s-Gravenzande. Een verkorte versie van dit artikel stond eerder in Het Hele Westland.

Na de dood van Floris IV op 19 juli 1234 ging zijn weduwe Machteld van Brabant (ca. 1198-1267) in ‘s-Gravenzande wonen. Ze bezat er een versterkt huis, een kasteeltje, dat lag in “De Poel”, de huidige Poelzone. Machteld was de dochter van Hendrik I, hertog van Brabant en Mathilde van Boulogne. Zij was al eerder op ongeveer veertienjarige leeftijd gehuwd geweest met Hendrik II, keurvorst van de Palts, ook wel Hendrik VI van Brunswijk of Hendrik de Jongere genoemd. Deze Hendrik was toen ongeveer zeventien jaar oud en stierf twee jaar later en liet haar kinderloos achter. Toen Machteld zestien jaar was verloofde zij zich met de twaalf jaar jongere Floris IV, graaf van Holland. Het stel trouwde tien jaar later in 1224, hierdoor werd Machteld gravin van Holland. Zij kregen zes kinderen. Weer tien jaar later kwam deze Floris om het leven, tijdens een toernooi in Frankrijk. Het stel had in 1229 het cisterciënzerklooster voor vrouwen in Loosduinen gesticht. Ze liet omstreeks 1234 een kapel in ‘s-Gravenzande bouwen, die toen nog onder de parochie van Monster viel. Op 14 mei 1238 werd de parochie zelfstandig toen de bisschop van Utrecht, Otto III van Holland, waarschijnlijk op verzoek van Machteld, de kerk afzonderde. Deze Otto, was een zwager van Machteld.

Zoon Willem II

Een van haar kinderen Willem, kreeg de titel graaf Willem II van Holland in 1239. Hij trok met zijn moeder naar het hof in Den Haag. Machteld en haar zoon schonken de kerk niet alleen geld maar ook het patronaatsrecht. Dit hield in dat zij het recht hadden om een voorstel te doen om tot een benoeming van een priester te komen. De bisschop moest dit echter nog wel bevestigen. Maar ook het voorzien in onderhoud van deze priesters behoorde bij dit recht. En zo ontstond een sterke band met de abdij van de Norbertijnen in Beesd, gelegen aan de Linge in de Betuwe. Vanaf 1255 kwam Machteld met de abt van het klooster overeen dat de parochie door 2 priesters zou worden bediend. Deze Norbertijnen hadden rond 1210 ook al een kloostertje bij Heymond aan het Sint Jorispad, nu Naaldwijk. Vanuit dit kloostertje werd 150 jaar later ook het houten kapelletje op het Staelduin, gewijd aan de Heilige Ursula en haar Elfduizend Maagden, bediend. Twaalf jaar na het overlijden van Floris IV kreeg ‘s-Gravenzande in 1246 stadrechten. De kerk werd in 1261 officieel gewijd aan de Heilige Elisabeth van Thüringen, later werd Lambertus echter de schutspatroon.

Bedevaarten

Machteld schonk de kerk nog een Mariabeeld waardoor de kerk ook wel “Lieve Vrouwekerk” werd genoemd. Machteld gravin van Holland kwam op 22 december 1267 te overlijden en werd in het klooster te Loosduinen begraven. Inmiddels werden er ook wonderen toegeschreven aan het beeld, de Madonna van ‘s-Gravenzande. Hierdoor groeide ‘s-Gravenzande, overigens met andere kerken in het Westland, uit tot een bedevaartsoord. De kerk was al die jaren, mede door de inkomsten van de bedevaartgangers, flink bij kas geweest. Met als gevolg dat er de grootste en hoogste kerk van het Westland stond, zie de prent van Aert Schouman. Schouman heeft de kerk heel fraai en gedetailleerd in kleur weergegeven en aan de hand daarvan kon de bouwgeschiedenis worden gereconstrueerd. Een reconstructietekening van voor de 15e eeuw toont een kerk met een toren met Romaanse invloeden en lage spits. De ontwikkeling van de kerk lijkt dan parallel te lopen met de Oude kerk van Naaldwijk op het Wilhelminaplein. Beide kerken werden uitgebouwd naar een kruiskerk en de torens werden verhoogd. Echter in ‘s-Gravenzande werd de kerk in de 16de eeuw weer verbouwd en vergroot. Men vormde de kerk toen om tot een hallenkerk bestaande uit drie schepen zoals de NH kerk in Monster. De toren werd na die vergroting opnieuw opgehoogd. De gedachte dat men de afmeting van toren en het gebouw in verhouding wilde brengen houdt geen stand. Een vergelijk met andere kerken toont juist dat de toren in verhouding tot de lengte van de kerk al veel te hoog was. Op de verhoogde toren kwam ook nog een gemetselde spits te staan waardoor de totale hoogte ca 90 meter bedroeg.

Geen bedevaart meer

Dat is echt hoog, twee maal 45 meter, dat wil zeggen twee keer de huidige kerktoren van Kwintsheul op elkaar. Terwijl de lengte van de kerk maar tussen de 55 en 60 meter was. Dat ligt bij veel kerken veel dichter bij elkaar of juist dat de toren lager is, dan de kerk lengte heeft. Prestige in combinatie met voldoende geld zal ook een verleiding zijn geweest. Toen de Geuzen in 1572 vanuit Den Briel de Maas overstaken en zich o.a. ook in ‘s-Gravenzande vestigden werd de kerk geplunderd en in dat jaar werd de kerk in gebruik genomen voor de Protestantse eredienst. Bedevaarten waren vanaf nu uit den boze. Uiteindelijk stortte de toren eeuwen later in en verwoestte daarbij een groot deel van de kerk. Uit berichten bleek dat het een windstille dag was. De ophoging van de toren is mogelijk een van de oorzaken van de instorting geweest, men vermoedt dat de overgang van de kerk naar de toren altijd al een zwakke plek was. De onderbouw van de toren was niet berekend op de totale hoogte van de toren die in zijn geheel uit steen bestond. In combinatie met achterstallig onderhoud is de kerk in verval geraakt en de toren uiteindelijk ingestort. Het is bekend dat kort voordat de toren instortte, er al tekenen waren dat het niet goed zat. In de periode vlak voor de instorting vielen er al brokstukken van de toren. Ook wist men van scheuren in het metselwerk.

Rapporten

Deze punten werden doorgegeven aan de Haagse inspecteur van landsgebouwen, dhr. A. Noordendorp. Hij heeft nog voor de instorting, ontdekt dat de koppelijzers die de noord- en zuidmuur van de toren bij elkaar moesten houden, ernstig waren aangetast. Reparatie achtte Noordendorp echter nog niet direct noodzakelijk. Toen de toren 2 dagen later op 5 mei 1809 instortte werd Noordendorp ter verantwoording geroepen. Hij rapporteerde dat de instorting veroorzaakt moest zijn, door de slechte staat van de fundamenten en niet door de doorgeroeste koppelijzers en mogelijk het slechte voeg- en metselwerk van de toren. Slecht onderhoud is historisch gezien wel vaak de directe uiteindelijke oorzaak van het verdwijnen van veel gebouwen uit het verleden. Maar het moet financieel ook wel haalbaar zijn de kosten die vroeg of laat nodig zijn voor goed onderhoud te dragen. We mogen niet vergeten dat de toren ruim 200 jaar fier overeind stond. De toren was overigens voor de zeelieden een baken; wanneer de kaptein deze toren met die van de Nieuwe Kerk in Delft in een rechte lijn zag, was hij verzekerd dat zijn schip recht de monding van de Maas in zeilde.

Herstellen of nieuwbouw

Men had aanvankelijk haast om de kerk zo snel te herstellen. De Franse tijd waarin zich de ramp voltrok werkte niet mee om de noodzakelijke snelheid erin te krijgen. Men gebruikte nu slechts dat deel van de kerk dat nog niet ingestort was. Zes jaar na het instorten van de toren, bleek de kerk door de jarenlange blootstelling aan de weersomstandigheden niet meer te redden en werd besloten deze af te breken en een stuk kleiner nieuw te bouwen. De kerkmeesters van ‘s-Gravenzande ontvingen van Koning Willem I op 15 september 1814 een som van 7.000 gulden voor het herstel van de kerk. De kerk werd gerealiseerd naar het plan van de Haagse stadsarchitect Adrianus Tollus en werd uitgevoerd in een neo-klassieke stijl die aansloot bij de 18de -eeuwse Hollandse baksteenarchitectuur. De kerk is symmetrisch met de entree naar de zijde van de Langestraat inkomend. Het gebouw heeft de vorm van een zaalkerk onder een mansardekap met een klein torentje. Om een en ander te financieren werden in bezit zijnde gronden verkocht. Nadat de kerk op 1 december 1816 in gebruik werd genomen, had men alweer snel behoefte aan meer ruimte. De kerk werd in 1850 al weer uitgebreid. Aanvankelijk werd geen van de voorgestelde plannen voor uitvoering geschikt bevonden. Maar timmerman H. van Eendenburg, tevens organist van de dorpskerk, had een eenvoudig plan gemaakt, waarbij de symmetrie van de platte grond bewaard bleef. Verder werd ook in noordelijke richting de huidige consistoriekamer gebouwd.

Grafkelder van Vredenburch

Met het overlijden van Agatha Corvina van der Dussen in 1761 kocht haar man Mr. Gerard van Vredenburch 1710-1784 voor 300 gulden, twintig graven in de kerk. Hij liet er toen een familiegraf-kelder aanleggen. Dit graf omvat zes kelders, die alle door een grote zerk werden afgesloten. Vanaf het begin van de 18de-eeuw al was de buitenplaats Vreeburch (voor deze buitenplaats, zie het recent verschenen boek “Buitenplaatsen in het Westland” op pagina 239 t/m 249. Dhr. Ton Immerzeel beschrijf deze zeer uitvoerig) in ‘s-Gravenzande in handen van de Rijswijkse familie van Vredenburch. Toen de kelder klaar was werd het stoffelijk overschot van Agatha, die in de Oude Kerk van Delft was begraven, in deze nieuwe grafkelder te ‘s-Gravenzande herbegraven. Gerard was inmiddels hertrouwd met Catharina Elisabeth de Vries. Zij overleed in 1774 en ook zij werd ook bijgezet in de familiegrafkelder. Mr. Gerard van Vredenburch (zie ook het artikel over boerderij Suydervelt van 7 november 2018 in deze krant) had bij testament vastgelegd dat, wanneer hij zou overlijden, hij bij zijn twee vrouwen begraven moest worden. Daarna moest deze grafkelder dichtgemetseld worden en voor altijd gesloten blijven. Gerard en zijn zoon Ewoud schonken de kerk veel zilveren gebruiksvoor-werpen, die deels nog steeds gebruikt worden. Begin 19de-eeuw verkocht de familie de bezittingen in ‘s-Gravenzande maar de grafkelder werd aangehouden. Met de nieuwbouw van de kerk in 1816, kwam de grafkelder buiten de kerk te liggen. In 1829 hebben vooraanstaande familieleden een regeling met het kerkbestuur getroffen over de toekomstige bijzettingen in de overige kelders en het onderhoud van het geheel. De familie, zo bleek later, zou eeuwigdurend voor onderhoud zorgdragen. Zo kon na een historisch onderzoek in 1988 de kelder gedeeltelijk worden geopend. Begin 2003 werd een plan in samenwerking met de Kerkvoogdij van ‘s-Gravenzande, het Gemeentebestuur en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontwikkeld en uitgevoerd. Het betrof de restauratie van de grafkelder. De restauratie werd op 25 april 2003 met de overhandiging van de sleutels van het nieuw geplaatste hekwerk rond de grafkelder afgerond.

Status

Vermeldenswaardig tot slot is dat de Naaldwijkse architect W.H.J. Jolink in 1936 een aantal interieuraanpassingen heeft doorgevoerd. De aanwezige gaanderij werd vervangen door twee nieuwe exemplaren, tevens werd de oude kansel vervangen. De consistoriekamer werd uitgebouwd en vernieuwd, en er werd een catechisatiezaal aangebouwd. Daarnaast een aantal secundaire zaken als gangen, bergingen en toiletten. Latere restauraties en uitbreidingen van de kerk vonden plaats in 1958, 1985, 2003 en 2005. Tot slot werd de kerk, nu bijna 50 jaar geleden op 11 juni 1969 als Rijksmonument onder nummer 18153 in het Rijksregister opgenomen.

Wilt u reageren dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmail.com. Deze rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van gemeente Westland. Bronnen: het boekwerk De Dorpskerk van ‘s-Gravenzande door de eeuwen heen, Historisch Jaarboek Westland 1988 “Wij Machteld, Gravin van Holland”, de rubriek Streekhistorie van de WOS, geschreven door Ton Immerzeel en internet.