De Westlander en zijn moNUment: Drie nieuwe Adrianuskerken na de reformatie

Nieuws
Afbeelding
(Foto: PvdV)

In de rubriek ‘De Westlander en zijn moNUment’ staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar ‘moNUment’. Wat deden de katholieken in Naaldwijk om een nieuw huis van God te herkrijgen. Een verkorte versie van dit artikel stond in Het Hele Westland van 4 december 2019.

door Piet van der Valk

Van 1566 tot en met 1573 was het bij vlagen zeer rumoerig binnen de streek Westland. Het waren de jaren die vooraf gingen aan de geloofsomwenteling binnen de christelijke kerkgemeenschappen en de beginperiode van de 80-jarige oorlog. De watergeuzen hadden de Naaldwijkse Adrianuskerk geplunderd en op 9 augustus 1572 werd de eerste hervormde eredienst in de Oude kerk aan het marktplein gehouden. Naaldwijk telt dan totaal 135 huizen. Van 1647 tot 1708 bedient pastoor Franciscus Verburch het gehele Westland met erediensten en preken, tevens blijkt hij een promotor van de druiventeelt in Westland. In 1732 telt Naaldwijk 265 huizen. Men behoorde als parochie onder Poeldijk. Op 20 februari 1787, ruim 200 jaar na de reformatie, vragen “Naaldwijkse kerkmeesteren” verlof tot de bouw van een eigen kerk. Men krijgt toestemming van de Staten van Holland en West Friesland voor de bouw van “ene onopzigtelijke kerk”, verder mag men de zolder van Leendert van Veen voorzien van dakramen en gebruiken als kerk, de schuilkerk aan de Zwartendijk was toen reeds meer dan 10 jaar in gebruik. Nog dat jaar koopt men grond aan de Dijkweg van Cornelis de Groot, deze grond kan pas geleverd worden nadat stadhouder Willem V augustus 1788 hier toestemming voor verleend. Voor f 1.850,-- gaat de grond in oktober over en in september 1789 keuren de Staten ook de bouw en het functioneren van een pastoor goed. 15 december 1790 wordt het gebouw ingezegend “door den Weleerwaarden Heer A. van der Sluis, R.K. Priester en Pastoor te ‘s-Gravenhage, alsmede Landdeken van Delfland”. Tevens zal pastoor Witbols als vaste geestelijke de parochie dienen. Pas in 1828 werd er een toren naast gebouwd om het enigszins op een kerk te doen lijken. En weer 38 jaar later bleek de kerk door aanwas van de gelovigen uit Naaldwijk, ‘s-Gravenzande en Sandambacht veel te klein en ontstonden er plannen om een nieuwe kerk te bouwen.

Tweede nieuwe kerk

Het kerkbestuur liet een plan maken en diende op 12 augustus 1867 een verzoek in bij de regering om voor eigen rekening een nieuwe kerk te mogen bouwen. Het ontwerp voor de nieuwe kerk was afkomstig van de architect Herman Jan van den Brink 1816-1883. Van den Brink was afkomstig uit Rotterdam. Oorspronkelijk was hij actief als wijnkoper en hield zich slechts als hobby bezig met architectuur. Hij ontwierp zo plannen voor de verbouwing van zijn eigen woning en voor een pastorie van een bevriende pastoor. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 profiteerde Van den Brink van de snel toenemende vraag naar kerken en andere kerkelijke gebouwen. Zo zal hij ook in Naaldwijk contacten hebben gekregen. Deze van den Brink bleek een sombere en overgevoelige man te zijn geweest, die overal en heel soms ook wel terecht tegenwerking vermoedde. Mogelijk omdat de toenmalige bouwuitvoering, door minder capabele vaklieden en ingehuurde werklui moest worden geklaard, wat hem voor extra problemen plaatste. Zo ook deze kerk, ontworpen in neo-romaanse stijl, het werd een regelrecht drama, ook voor hem. De ambtelijke procedure verliep redelijk snel. De hoofdingenieur van de Waterstaat, die met de beoordeling van de plannen was belast, had weliswaar veel waardering voor het ontwerp, maar hij duidde erop dat er over heiwerk niets in het bestek was opgenomen. December 1867 werd de bouwvergunning verleend. En op 14 januari 1868 werd het werk aanbesteed en gegund voor f. 53.900,-- aan de Naaldwijkse meester metselaar Johannes Franke.

Problemen, kosten ‘het zuur’

Een erge goede keuze bleek dit niet te zijn want van den Brink schreef in een brief de woorden “den sukkel van een aannemer waarmee wij gestraft waren”. Wat was er allemaal aan de hand. Hoewel de kerk op 8 februari 1870 feestelijk werd ingezegend waren er bouwproblemen. Zelfs al voor de oplevering deden zich verzakkingen en scheuringen voor, die toen al zo goed en kwaad als het kon werden verholpen, maar niet echt opgelost. Het sterkst manifesteerde zich dit doordat de toren scheefzakte en omdat alles aan elkaar verankerd was, trok de toren het kerkgebouw mee. Men had dus kennelijk weinig of niets gedaan met de bemerkingen van de ingenieur van de waterstaat voor het gemis van heiwerk in het bestek. Het kerkbestuur vroeg een andere architect A.C. Bleys om raad en had het vertrouwen in van den Brink verloren. Architect Bleys was nog een relatief jonge architect maar wel met voldoende kennis en tot december 1875 nam hij de tijd om het gedrag van de toren goed te kunnen bestuderen. Hij drong aan om de toren weer snel recht te zetten en aanvullende funderingswerken uit te voeren die de werking van de toren moesten stabiliseren. Omwille van de hoge kosten van f 30.000,--, werd een derde architect Hana uit Amsterdam gevraagd. Deze onderschreef de conclusies van Bleys en gaf aan dat er grote haast gemaakt moest worden om erger te voorkomen. In het definitieve plan bleef de toren scheef , maar werd in plaats van aan drie zijden nog maar aan een zijde visueel aan de kerk verbonden. En die ene zijde werd daarna losgemaakt van de kerk. Men moet dit als een grote dilatatie voorstellen, waardoor toren en kerk zich onafhankelijk van elkaar konden bewegen, maar voor het oog nog aan elkaar verbonden waren. De kosten kwamen toch nog op ruim f 15.000,--, ruim een kwart van de nieuwbouwkosten. Daarna hebben zich gelukkig geen calamiteiten meer voorgedaan. Door de sterke groei van de katholieke gelovigen, grote gezinnen en minder kindersterfte werd de kerk na ruim 60 jaar al weer te klein. Misschien wel gelukkig zou men kunnen zeggen, want het bleef een angstig punt van waakzaamheid.

Chris Dessing

Een voor mij niet te plaatsen deel over de geschiedenis van deze kerk is de betrokkenheid van Chris Dessing 1844-1913, de ambitieuze zoon van de toenmalige aannemer Pieter Dessing 1816-1878, gevestigd in de Herenstraat te Naaldwijk. Toen deze Chris 25 jaar met Catharina Wennekers getrouwd was, heeft hun zoon Jacobus een indrukwekkende afbeelding gemaakt waarop hij alle bouwwerken getekend had, die Chris ontworpen had of mogelijk sterk bij betrokken was geweest. En daar staat heel duidelijk deze Adrianus kerk op afgebeeld, met de data 1867-1869 en dat duidt op de bouwperiode onder de aannemer, meester metselaar Johannes Franke. Het vermoeden bestaat dat Dessing als onderaannemer voor het timmerwerk bij deze bouw betrokken was. Daar is helaas, net als over de bouw van de zgn. Roozenburg huizen, in eerdere artikelen in deze serie beschreven, verder niets over terug te vinden. Wie helpt ons om hier meer duidelijkheid over te krijgen?

Nu ‘het zoet’ van de derde kerk

Ondertussen trouwde een zekere Maria Sprinkhuizen op 22-jarige leeftijd met Arij Hofstede en dit stel kreeg 7 kinderen waaronder een zoon Adrianus Martinus, roepnaam Arie. Maria was het jongste kind en dochter van Arij Sprinkhuizen en Agatha Wennekes, bouwman (boer) op de Vlietwoning, zij hadden veel geld en grond onder hele gunstige verkoopvoorwaarden aan de kerk geschonken. Maria had alleen nog twee vrijgezelle broers toen zij op haar 33-jarige leeftijd stierf. Maar haar zoon Arie was een beetje een zonderling. Hij was een vrijgezelle boer en schonk zijn vermogen bij testament in 1928 aan de Adrianus Parochie van Naaldwijk, zijn broer en zussen waren toen al gestorven. De katholieke Naaldwijkers kregen hierdoor niet alleen veel geld, maar ook de locatie onder hun huidige Adrianuskerk geschonken. Voor de bouw van die kerk stelde men Jos Margry aan, een architect uit een bekende architectenfamilie met goede reputatie. Hij ontwierp een kerk die geheel uit baksteen bestond doorlopend vanuit de kolommen en muren ook als plafond. De verwerking van deze bakstenen geeft het geheel tevens een bijzondere decoratieve afwerking. Grote overspanning bereikte hij door met bogen en schalen te werken en deze elementen als het ware op te stapelen en klemvast in de constructie op te nemen. Eigenlijk was dit niks nieuws, want dat werd al eeuwen lang gedaan, maar juist de enorme vrije breedte die hij in de kerk bereikte, maakt dit werk bijzonder. Het verhaal als zou Jos Margry met Adriaan Dessing voor het ontwerp van deze kerk hebben samengewerkt is niet juist. Adriaan dacht mee als een intermediair tussen architect en parochie. Toen de derde Adrianuskerk in 1931 werd ingezegend is de tweede Adrianuskerk nog een paar jaar blijven staan en werd gebruikt als garage. Uiteindelijk werd deze rond 1935 afgebroken.

Status

De status van deze kerk is, dat deze op 2 mei 2006 werd ingeschreven als Rijksmonument, in het Rijksregister onder nummer 527120. Toegekend vanwege de zeer zorgvuldig vormgegeven architectuur en de architectonische samenhang tussen kerk, pastorie en muur met beeld. Ook als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van het katholieke kerkcomplex in het interbellum, vanwege de ensemblewaarde van kerk en pastorie, ook vanwege de situeringswaarde door de ligging op het plein en in de pastorietuin en door het kerkhistorisch belang als voortzetting van de oude parochie van St. Adrianus. Het is beeldbepalend voor het centrum van Naaldwijk.

Wilt u reageren dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmail.com. Deze rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van gemeente Westland. Bronnen: Het parochiële boekwerk ‘Waar mensen samenkomen’, Internet o.a. Wikipedia, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Gerard Beijer en het boek een korte beschrijving van de gemeente Naaldwijk van H. van den Berg.