Op de pijp met... Ria den Hoed

Nieuws
Afbeelding
(Foto: )

Even pauze. Even op de pijp. Bakkie doen, praatje maken. Met en over bijzondere Westlanders. Westlanders met een verhaal. Over Westlandse waarden, en over heden, verleden en toekomst. Deze keer praten we met: Ria den Hoed.

Tekst: Esdor van Elten / Foto’s: Ton van Zeijl

Zelf zoekt Ria den Hoed (55) soms nog de weg in het leven. Maar òp de weg leidt zij je feilloos langs wegopbrekingen, niet-werkende stoplichten en drukke kruispunten. “Ik sta op de weg als een vent”. Ria heeft een zoon en woont in Naaldwijk.

Waar kom je vandaan?

Ik ben een Rotterdamse van geboorte. In het midden van de stad geboren, opgegroeid in Schiebroek met mijn drie broers en oudere zus. Ik was de jongste van het gezin. Mijn vader was zeeman, hij voer op de tankers van Shell en was dus veel weg. Dat betekent dat ik behoorlijk zelfstandig ben opgegroeid.

Trok de zee jou ook?

Nou, mijn eerste banen hadden wel met de haven te maken. Maar als kind was ik een echt ‘paardenmeisje’. Ze waren mijn toevluchtsoord als ik gepest werd. Ik was graag bij ze en droomde ervan iets met paardentraining te doen.

Dat is er niet van gekomen...

Nee, na de lagere school en de LEAO heb ik wel een jaar op een stal gewerkt, maar mijn ouders dachten dat dat niet echt toekomst bood. Daar luister je dan naar, maar achteraf heb ik het altijd jammer gevonden dat ik niet iets met paarden ben gaan doen. Terugkijkend ben ik altijd een beetje zoekend gebleven en nog steeds heb ik het niet gevonden. Ik weet niet zo goed wat ik graag zou willen. Ik zie om me heen veel mensen die werk doen dat ze eigenlijk niet leuk vinden, of dromen van iets anders. Door mijn ervaringen heb ik mijn zoon juist wel steeds gestimuleerd: ‘volg je dromen.’ Je krijgt er spijt van als je het niet doet.

Wat werd het dan wel?

Een beetje een zwerftocht. Eerst werkte ik een half jaar bij Touwen & Co. Die verkocht teer en andere producten voor schepen. Daarna een jaar of twee bij NedLoyd op de administratie. Van NedLoyd ging ik naar de tuin. Ik had ondertussen bij het stappen een Westlander leren kennen. Vervolgens bij een Deens scheepvaartbedrijf met houtboten. Toen het bedrijf naar Vlissingen verhuisde ging ik niet mee. Ik was intussen zwanger en heb daarna negen jaar voor mijn zoon gezorgd. Niet alleen qua werk, ook qua woningen zwierven we een beetje. Eerst Maassluis, toen Numansdorp en Wildevank, om tenslotte weer in ‘s-Gravenzande terug te komen. En uiteindelijk Naaldwijk. Ik heb tenslotte nog in de fresia’s gewerkt, maar de tuin is altijd lastig gebleven.

Waarom dat?

Omdat ik maar één oog heb. Toen ik 13 maanden was bleek ik een tumor te hebben waardoor die moest worden weggehaald. Ik weet zelf dus niet beter, maar daardoor was ik wel iets langzamer in het snijden van de bloemen. Aan de andere kant was wat ik oogstte altijd wèl goed, want wat ik doe doe ik goed, maar het gaf toch geregeld wrijving met de baas.

Was jouw oog de reden dat je gepest werd?

Ja. Maar eigenlijk had ik toen nog niet eens zo goed door wat voor impact dat had. Pas toen ik ouder werd. Pesten maakt je onzeker als volwassene. Als kind keek ik mensen zelden direct aan. Ook dat is iets wat je je later pas later realiseert. In ieder geval heb ik er zelf dus niet zoveel last van. Ik rij gewoon auto en zo.

Hoe werd je verkeersregelaar?

Ik raakte in de bijstand en dat vond ik verschrikkelijk. Ik wilde elke baan aanpakken die ik krijgen kon. Toen zag ik deze vacature. Ik heb tijdens de sollicitatie wel over mijn oog verteld, maar dat vonden ze geen probleem, en terecht, zo blijkt. Ik zie misschien anders dan iemand met twee ogen, maar ik monitor alles en hou prima overzicht. Soms heb ik wel eens het gevoel dat ik zelfs méér zie, omdat ik me er meer bewust van ben en meer focus.

Dat lijkt me wel nodig in jouw vak...

Dat is zeker zo. Ik heb zelf opleidingen gegeven aan nieuwe verkeersregelaars en gezien dat het de eerste keer op een druk kruispunt echt overweldigend kan zijn voor iemand. Tegelijkertijd kun je je wel echt ontwikkelen in dit vak, als je het leuk vind. Ik doe het nu vijf jaar en merk echt dat ik steviger in mijn schoenen sta. Ik kan op sommige momenten echt nog wel onzeker zijn, maar op mijn werk is die onzekerheid ècht weg. Ik ben dan in mijn element. Ik sta als een vent.

Dat lijkt me óók niet overbodig...

Nee, dat is ook waar. Er komt wel heel wat over je heen op zo’n dag. Zeker het laatste coronajaar lijkt het wel of iedereen altijd boos is en een enorm kort lontje heeft. Ik weet wel dat dat niet persoonlijk bedoeld is en dat mensen vooral tegen dat gele pakkie aan staan roepen, maar toch beïnvloed het je. Het is dan voor mij soms moeilijk mijn goede humeur te bewaren en niet te gaan snauwen.

Leer je op de opleiding hoe je daar mee om moet gaan?

Daar is een opleiding van twee dagen eigenlijk te kort voor. De heersende gedachte is dat je verkeer regelen alleen in de praktijk leert. Daar zit wel een kern van waarheid in, maar ik denk dat de opleiding wel wat langer zou mogen zijn en dat dan dit soort zaken ook behandeld zouden kunnen worden. Hoe ga je met mensen om? Hoe reageer je op agressie? Soms heb ik wel eens het gevoel dat je als verkeersregelaar als het laagste van het laagste wordt gezien.

Zo erg?

Wat ik zei. Het is dagelijkse kost geworden. Mensen die niet luisteren, je negeren, of die als een zombie in hun telefoon verdiept zijn, dat zijn nog de minst erge. Maar al te vaak krijg ik te horen ‘waar bemoei je je mee?’ of proberen ze op één of andere manier toch langs je te komen.

Dat klinkt gevaarlijk...

Is het ook. Voor henzelf allereerst, want ik zie het dan heel vaak maar nét goed gaan. Ik begrijp werkelijk niet dat een fietser met een kind achterop nog achterlangs een achteruit stekende vrachtwagen probeert te gaan. Dan kan ik echt boos zijn. Maar ook voor ons is het soms gevaarlijk. Ik ben minstens twee keer opzettelijk aangereden.

Echt waar?

Beide keren kwam ik er gelukkig zonder verwondingen van af maar je schrikt wel natuurlijk. En meestal blijft het helaas zonder gevolgen. Het gaat zo snel, je hebt geen tijd om het nummer op te nemen of een foto te maken. Misschien zou je verkeersregelaars moeten uitrusten met een bodycam. Het moet gezegd; àls een dader opgespoord kan worden zit de politie daar wel achteraan. In dat opzicht nemen ze ons wel serieus. Maar een beetje wrang is het wel. Wij staan er voor de veiligheid van anderen, maar wie bekommert zich om ons? Mensen zien ons, maar vinden ons vaak lastig of overbodig. ‘Maar jij kent niet de hele situatie’, denk ik dan. Dus luister gewoon naar verkeersregelaars. Dat is ook veilig voor jezelf.

Het lijkt me knap intensief...

Los van het concentreren is het heel fysiek werk. Je staat soms tien tot twaalf uur op je benen. In weer en wind. Als vrouw is het soms lastig als het om toiletbezoek gaat. Een man vindt meestal wel een boom. Voor ons is dat moeilijker. En er staat helaas lang niet altijd een dixi. Dan doe je het maar tussen de deuren van je auto. Dat is echt wel iets waar nog beter op gelet kan worden.

Is het dan eigenlijk wel leuk?

Ja. Als het goed gaat, als je lekker werkt met je collega’s, is het heel leuk. Ik stond onlangs bij een kruising van de A44 als coördinator van twaalf man. We raakten zo op elkaar ingespeeld dat de automobilisten vloeiend door konden. Op zo’n moment geniet ik echt. Het is mooi en nuttig werk.

Maar toch blijf je zoekend...

Ik vraag me haast dagelijks af wat ik anders zou kunnen. Ik vind dingen als opleiden en begeleiden leuk, maar is dat ècht wat ik wil? Het blijft lastig. Misschien doe ik dit ook wel tot aan mijn pensioen!

Op de pijp met is naar een idee van Peter en Ton van Zeijl.